Tweedaagse trektocht in de Val Alba
Wie in de Italiaanse Alpen een trektocht wil maken, heeft verschillende opties. Je kan kamperen met je tent (maar dat is niet overal toegestaan) of overnachten in een berghut. Maar ook daar zijn er verschillen. Wil je wat meer luxe, dan kies je voor een rifugio, een bemande berghut, die doorgaans open is van juni tot september en waar ontbijt en avondmaal voor je klaarstaan. Een heel andere ervaring is een overnachting in een bivacco, een onbemande bivakhut. Vaak is het een simpele schuilplek in hout of staal waar je het hele jaar door terechtkan. De inrichting is spartaans, maar de ligging maakt dat meer dan goed. Oorspronkelijk werden deze hutten gebouwd als toevluchtsoord voor alpinisten in nood, maar je mag er ook als gewone wandelaar een nachtje logeren.
De voorbereiding
Ik wou al langer eens een tweedaagse trektocht doen met een overnachting in zo’n bivacco en eind oktober lijkt me het geschikte moment. Het is nog niet te koud, er staat een stralende nazomerzon aan de hemel en ik verwacht weinig andere wandelaars midden in de week. Een vriendin tipt me een mooie hut in een vallei wat verderop, de Bivacco Bianchi, en stippelt samen met mij een afwisselende route uit. Ik maak een lijstje met alle spullen die ik mee moet nemen, prop mijn rugzak vol met eten en drinken, bind mijn slaapzak en matje erbovenop, en weg zijn we!
Op naar de hut
Wanneer ik ’s middags op de parking aankom, schrik ik: er staan nog zeker tien andere auto’s. Hopelijk hebben al die andere wandelaars niet hetzelfde plan opgevat als ik, want in de hut zijn er maar zes bedden. Ik raak aan de praat met een Frans-Sloveens koppel dat hier geslapen heeft in hun kampeerbusje (een broertje van mijn Caddy). Zij willen vannacht ook overnachten in de hut, dus alleen zal ik alvast niet zijn. Jammer… of geruststellend? Ik hijs mijn rugzak op mijn rug, lijn Boris aan en stap het avontuur tegemoet.
Het eerste deel van de wandeling volg ik een kronkelend pad vol krakende blaadjes door het beukenbos. Ik steek een rivier over en het pad begint langzaam te stijgen. Af en toe stop ik even om op adem te komen – het is een stevige klim, zeker met de extra kilo’s op mijn rug. Twee oudere dames kruisen mijn weg en spreken me aan. Ze wensen me nog een fijne wandeling en een goeie gezondheid, want ‘dat is het belangrijkst van al’. Met een glimlach stap ik verder: hopelijk kan ik later op die leeftijd ook nog fit de bergen in trekken!
Stilaan maakt het dichte bos plaats voor rotsen en lage bergdennen. Ademloos kijk ik uit over de omgeving. Boven mij een strakblauwe lucht met hier en daar een paar wolkjes, onder mij de gloed van roestbruin met geel gespikkelde bossen, en overal rondom hoog oprijzende bergen. Het pad is nu steniger, maar minder steil, en rustig klim ik verder. Ik stop aan een bron om mijn flessen te vullen en Boris te laten drinken. Het water sijpelt traag uit een klein buisje, maar wij hebben geen haast.
We zijn er!
Vijf minuten later komen we aan bij de hut. Helemaal alleen – oef! De bivacco werd een paar jaar geleden opnieuw gebouwd op de plaats waar vroeger een stalen schuilplek stond. Alles is gemaakt van lokaal hout. Beneden staan er twee stapelbedden, een grote tafel en een zitbank. Met een laddertje kan je naar een zolderverdieping klimmen, waar nog twee extra bedden staan. Buiten staat er ook een picknickbank en is er een vuurplek voorzien. Ik kies mijn bed uit, installeer mijn spullen en ga daarna even in het zonnetje zitten genieten van de rust. Wat een heerlijke plek!
De zon geeft almaar minder warmte en ik besluit nog een stukje verder naar boven te wandelen met Boris, tot aan een smalle bergpas. Het uitzicht aan de andere kant is prachtig en ik moet mezelf aansporen om terug naar beneden te wandelen. Terwijl we terug naar de hut stappen, doet de lage zon het landschap gloeien. Elke seconde verandert het licht en wordt alles nòg mooier. Mijn fototoestel draait overuren en toch weet ik nu al dat geen enkele foto dit gevoel ooit zal kunnen vatten.
Wanneer ik terug bij de hut aankom, merk ik dat het andere koppel intussen is gearriveerd. Samen kijken we hoe de zon wegzakt achter de bergen en de hemel roze kleurt. We maken een vuur en zitten buiten tot het donker wordt. Later, wanneer de andere twee zich hebben teruggetrokken op de zolder, speur ik de hemel af naar sterren en planeten, tot ik lichtjes verkleumd met muts, fleece en wollen sokken mijn bed opzoek.
Opstaan met de zon
Mijn wekker haalt me uit een bewogen slaap – die slaapzak was toch niet zo warm als ik dacht en dat dunne matrasje niet zo comfortabel. Maar het uitzicht wanneer ik de deur open, maakt alles goed: een schilderij in pasteltinten, met grijze pieken zo ver het oog reikt en daarachter een zachtroze lucht, die overgaat in lichtblauw. Heel in de verte lichten een paar bergtoppen op in de eerste zonnestralen. Het is het massief van de Coglians, de hoogste berg van de regio Friuli, en aan de voet van die berg woon ik. Hoe bijzonder om helemaal tot daar te kunnen zien.
Een bijzondere ontmoeting
Op mijn wandeling die dag kom ik niemand tegen, alleen een paar parkwachters die met de verrekijker op pad zijn om de gemzenpopulatie in kaart te brengen. Zelf heb ik geen verrekijker nodig: nooit zag ik zoveel gemzen op één dag en zo dichtbij! Hele kuddes stuiven voor mijn voeten verschrikt naar beneden. Als volleerde acrobaten springen ze haast verticaal van rots tot rots. Verbaasd kijk ik hen achterna, tot ze in de diepte verdwijnen. En dan zie ik hem: één gems, helemaal alleen op een uitstekende rots. Overal is er schaduw, maar zijn vacht baadt in het licht. Traag draait hij zich om, kijkt even onze richting uit, en stapt dan weer weg. Een paar seconden pure magie.